Brussels' Boroughs

image.jpg

Marc Didden schreef op 6 januari een column over de mogelijke plannen van de nieuwe burgemeester van Brussel om een stuk van de Anspachlaan verkeersvrij te maken: hier klikken voor het stuk. 

mijn reactie:

Graag zie ik Marc Didden struinen langs de Brusselse lanen. We begroeten mekaar wel eens minzaam in die gezellige koffiebar in de Ortsstraat, vlakbij de Beurs. Ik begrijp zijn dagelijks verlangen om de Brusselse straten te (her)ontdekken; dat maakt een stad zo rijk: dat je er elke dag wel nieuwe dingen ontdekt. Ze prikkelt, ergert, houdt vast en laat in ons geval nooit meer los. Ik deel zijn afkeer van een kunstmatig stadscentrum met alleen maar perfect gezandstraalde winkelgevels die nog maar weinig geschiedenis uitstralen; het paradijs voor de dagjestoerist. Brussel, daar is een hoek af en dat moet in gedachte zo blijven.

De vergelijking van de Anspachlaan en Times Square die Yvan Mayeur maakt, is zowat het slechts denkbare scenario. De meest kunstmatig in leven gehouden toeristische vaIkuil ter wereld.
Ik heb een tijdje in New York gewoond en raad iedereen aan die plek te mijden. Liever stuur ik ze naar Brooklyn, Dumbo of Williamsburg. Wijken die in volle opmars zijn, waar commercie hand in hand gaan met aangenaam en leefbaar wonen en vaak ook zonder Koning Auto, die gestroomlijnd wordt afgeleid naar grote verkeersassen.

Maar Marc, misschien heeft Mayeur niet helemaal ongelijk als hij Brussel wil vergelijken met New York. 
Een vriend zei me dit weekend nog dat Brussel hem deed denken aan het New York van de jaren ’80. Robuust en waarachtig, repliceerde ik in mezelf. Zonder echte toekomstvisie, vreesde ik eerder. Maar na de New Yorkse jaren ’80  kwamen plots Giuliani en Bloomberg aan de macht, ze probeerden onder meer managers te zijn die de uitdagingen van een stad durfden zien. 
In de miljoenenstad NY zie je vandaag amper een papiertje op straat liggen en heerst er een grote sociale controle, ondanks wat men wel eens durft beweren over eenzaamheid in een grote stad. Onder die op het eerste gezicht oppervlakkige ‘How are you?’-begroeting die je er te pas en te onpas hoort, gaat er een opmerkelijk stadsgevoel schuil. Ik raad het iedereen om het eens te proberen: zeg voortdurend goedendag tegen de mensen die je tegenkomt in de stad en je ervaart ze op een heel andere manier.

NY is vandaag niet minder authentieker dan in de jaren ’80. 
Integendeel; leefbaarder vooral. Waarmee ik niet pleit om de ideeën van Mayeur zomaar te aanvaarden: maar wat minder doorgaand verkeer op de Anspachlaan lijkt me op zijn minst een interessante denkpiste om Brussel nog leefbaarder te maken zonder haar scherpe kanten eraf te vijlen.

Soms droom ik van een Brussel in de geest van de 5 boroughs van New York; 5 wijken met elk een districtsburgemeester die dezelfde visie over de hele stad uitdragen, met nog meer aandacht voor leefbare wijken met leuke cafeetjes, opgefriste parken, co-working ruimtes en leefbaarheid tout court.

Niet alleen struinen langs de prachtige lanen waarvan de zijstraten er onderkomen en aftands bijliggen, maar flaneren door alle straten en steegjes zonder je triest te voelen en teleurgesteld zijn in het ongebruikte potentieel.

Benjamin Barber beschrijft in zijn boek ‘If Mayors Ruled the World’ hoe steden wereldwijd één ding gemeen hebben: de inwoners dragen een unieke vorm van openheid met zich mee, een stad is de meest uitgelezen plek om te netwerken, om creatief te zijn, om samen te werken. God beware ons de inderdaad de disneyficatie van onze geliefde stad. Maar we kunnen wel degelijk nog wat leren van steden als New York, Amsterdam, Madrid of Berlijn. In Berlijn is het oude vliegveld Tempelhof omgetoverd tot één van dé ontmoetingsplekken in de stad: in de zomer wordt het overspoeld met sporters, wandelaars, fietsers en jonge gezinnen die er een barbecue organiseren, lezen of gewoon wat praten met mekaar. Het geeft zuurstof aan de stad en de mensen. En zuurstof weze altijd welkom in ons Brussel.