Het ego achter de IK-journalistiek

Laat ik maar meteen schuld bekennen.
Ik doe het ook: mezelf als figuur opvoeren in reportages.
Als ik naar de sweatshops in Bangladesh trek, de oorlogskinderen van Syriëeen maand zonder suiker leef of de wereld achter ons dagelijks afval ontdek; als reporter kom ik bij mijn reportages af en toe in beeld.

Of zoals het ook wordt genoemd: de IK-journalistiek.

Waar het vroeger absoluut not done was om als journalist in je eigen reportages aan bod te komen, duiken er de laatste maanden heel veel verhalen op die vanuit het perspectief van de betrokken reportagemaker zijn gemaakt.

Op de Belgische televisie zijn er voorbeelden genoeg: Annemie Struyf, Tom Waes, Martin Heylen, … maar ook in het buitenland is die trend al langer aan de gang. Kijk maar naar Louis Therouxdie al jaren zichzelf als een figuur gebruikt in zijn werk. Of nog recenter: de opkomst van VICE, die het merendeel van hun verhalen vanuit het standpunt van de reportagemaker. Zoals deze reportage over de scootergastjes van Londen.

Het is in de jaren 70 dat voor het eerst de IK-stijl opduikt in de journalistiek: ‘Gonzo journalism’ heet dan, begonnen met een artikel van Hunter S. Thompson: “The Kentucky Derby is Decadent and Depraved” .

 

Thompson werd later het icoon van deze schrijfstijl waarin de schrijver een protagonist in zijn eigen verhaal is.

Een fragment uit “The Kentucky Derby is Decadent and Depraved” van Hunter S. Thompson:

 

I got off the plane around midnight and no one spoke as I crossed the dark runway to the terminal. The air was thick and hot, like wandering into a steam bath. Inside, people hugged each other and shook hands…big grins and a whoop here and there: “By God! You old bastard! Good to see you, boy! Damn good…and I mean it!” In the air-conditioned lounge I met a man from Houston who said his name was something or other–“but just call me Jimbo”–and he was here to get it on. “ I’m ready for anything, by God! Anything at all. Yeah, what are you drinkin?” I ordered a Margarita with ice, but he wouldn’t hear of it: “Naw, naw…what the hell kind of drink is that for Kentucky Derby time? What’s wrong with you, boy?” He grinned and winked at the bartender. “Goddam, we gotta educate this boy. Get him somegood whiskey…”

 

Geen evidente schrijfvorm in die tijd.
In de literatuur worden er nooit vragen gesteld bij de schrijver en zijn ik-personage. In de journalistiek of de non-fictie verhalen wel.

Als we ons tot het beeldverhaal beperken, zijn zulke bedenkingen terecht als de meerwaarde van een reporter in beeld er enkel in bestaat om al ja-knikkend naar zijn personage te luisteren om het gebrek aan beeld te verbergen.
Een regelmatig gebruikte techniek die soms ook de aanwezigheidspolitiek van een zender op een bepaalde locatie, al dan niet in het buitenland, moet benadrukken.

Het wordt pas interessant als de journalist zijn of haar verhaal vanuit een beleving vertelt.
En vaak start dat met een commentaartekst in de, juist ja, ik-vorm.
Bemerking: Al is de IK-vertelstijl geen absolute en exclusieve voorwaarde.
Deze reportage van Olly Lambert over een bombardement in Syrië toont hoe het gebruik van beeld, cameravoering en vertelstijl leidt tot een ‘beleving’.

 How To

De IK-journalistiek is een stijl die het beste werkt in langere narratieve reportages. En zelfs dan moet je als journalist nog een stap verder gaan:

+de beste ik-verhalen vertrekken vanuit een eigen gebeurtenis

Eén van de beste voorbeelden hiervan is de reportage ‘Moeder springen niet van flats’ van de Nederlandse reportagemaakster Elena Lindemans.  Elena’s moeder had euthanasie aangevraagd omwille van ondraaglijk psychisch lijden. Een verzoek dat werd geweigerd. Later sprong Elena’s moeder van een flatgebouw.

 

 

De rol van Lindemans beperkt zich hier niet tot de objectieve commentator, maar Lindemans neemt de kijker meer in haar leefwereld en verhaal, deelt de vragen waarmee ze zelf zit en komt zo tot een meelevende reportage die veel meer connecteert dan de louter objectieve verslaggeving over de gevoeligheden rond euthanasie.

+de reportagemaker als katalysator

De rol die mij het beste ligt.
Als reportagemaker is niet alleen je vakkennis over het medium erg belangrijk, je moet ook vertrouwen uitstralen naar de mensen die je aan het woord wil laten in je reportages.

Je wil de kijker in hun ziel laten kijken en dat kan alleen door als reportagemaker die toegang ook te krijgen.
Als je als maker letterlijk en figuurlijk meestapt in de leefwereld van je personages dan kan je die openheid creëren.

 

Bekendste voorbeeld is uiteraard ook hier weer Louis Theroux die de kunst verstaat om nooit een storend element in beeld te zijn. Hij is het doorgeefluik van het personage naar de kijker. Met open geest en verwondering luistert hij en gaat hij mee in de wereld van doodgewone mensen die al dan niet op een keerpunt staan.
Ook in de Belgische en Nederlandse media zijn voorbeelden genoeg van reportagemakers die op die manier werken. Toch blijft het een moeilijke evenwichtsoefening, want als reporter in beeld moet je op elk moment een meerwaarde bieden:

een onverwachte vraag,
een confrontatie,
een gebeurtenis,

je moet letterlijk iets doen dat het verhaal leidt en vooruit helpt. Anders word je al snel een storend element.

 

Toch is de reporter in beeld ook hier weer geen absolute voorwaarde om tot belevingsjournalistiek te komen. Soms integendeel.
Het beste voorbeeld hiervan is reportagemaker Eric Goens die er met zijn reeks Kroost in slaagt om in de ziel te kruipen van bekende mensen en hen verhalen te laten vertellen die we nog nooit hebben gehoord.
Goens is nadrukkelijk aanwezig in zijn reportages, maar je ziet hem nooit. Door zijn specifieke vraagstelling buiten beeld heeft hij dezelfde rol als de reporter in beeld. Maar dat je hem nooit ziet, maar ervaart als een dragende stem, bewijst dat een journalistiek programma niet altijd een gezicht nodig heeft om ‘smoel’ en beleving te hebben.

 

Vaarwel onpersoonlijke verslaggeving

Het belangrijkste uitgangspunt voor elke reportage blijft de vraag:
wat is de beste manier om mijn verhaal te vertellen?

Ik heb de voorbije jaren al meer verhalen gemaakt waar ik volledig achter de schermen blijf, dan verhalen waarin ik als een protagonist fungeer, omdat een dragende rol de kracht van het verhaal net ook volledig onderuit kan halen. Een verhaal over alzheimer of ambulancewens, vraagt een totaal andere aanpak dan een immersive journalism project als een maand zonder suiker.

 

Het aantal IK-verhalen zal in de toekomst ongetwijfeld nog wel toenemen, mee onder de evolutie die sociale media in gang hebben gezet: de kracht van de persoonlijkheid.
Rob Wijnberg schreef het een tijd geleden ook al: jonge mensen volgen het nieuws nog wel, maar de objectieve, onpersoonlijke aanpak spreekt hen minder aan.

Ook al omdat ze via het internet een vernieuwende manier vinden om aan journalistiek te doen, maar ook omdat ze via blogs of allerlei videokanelen meteen op zoek kunnen naar zeer sterk persoonlijke visies. Er zijn duizenden vlogs en TedX talks waar jongeren ideeën kunnen halen.
Maar ook podcasts als The Serial of online nieuwssites als VICE spreken mensen op een heel persoonlijk en nieuwe manier van vertellen aan.

Ook ik pleit voor een bijwijlen subjectievere aanpak van verslaggeving. Een aanpak die niet te verwarren valt met partijdigheid of een duidelijk uitspraak voor of tegen iets of iemand. Maar een aanpak die de kijker laat voelen wat de journalist ervaart bij een bepaalde gebeurtenis, zonder dat je als reportagemaker je kritische zin verliest en zonder uitvergrote emoties.

Een aanpak die zich ook niet laat vertalen in een kant-en-klare handleiding.

Maar de sterkste verhalen gaan over grote en kleine emoties en conflicten. Emoties waardoor de kijker kan connecteren met een gebeurtenis door middel van mensen die het beleven.

 

Gerard Smit omschrijft het zo: de ik-journalistiek is hartverwarmend als de journalist zijn/haar binnenwereld inzet om de buitenwereld te verkennen. Andersom is tenenkrommend.